Berekening weerstandsvermogen
Weerstandsvermogen
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de structurele en de incidentele weerstandscapaciteit.
De structurele weerstandscapaciteit bestaat uit de begrotingspost onvoorzien. De post onvoorzien moet een soepele uitvoering van de begroting vergemakkelijken en zorgt zodoende voor een beetje flexibiliteit. De post onvoorzien bedraagt, net als voorgaande jaren, € 0,8 mln. Voor 2021 is de post onvoorzien ingezet voor het opvangen van de financiële gevolgen van de coronacrisis.
De incidentele weerstandscapaciteit bestaat uit de algemene reserve, de programmareserves, de centrale bedrijfsvoeringsreserve, gemeentebrede reserve exploitatieresultaten (reserve onderhoud vastgoed en - sportaccommodaties) en de reserve grondbedrijf. De standen van deze reserves zijn per einde 2021 als volgt:
bedragen x € 1 mln.
| Stand 31/12/2020 na resultaatbestemming | Stand 31/12/2021 voor resultaatbestemming |
---|---|---|
1. Algemene reserve | € 49,3 | € 50,0 |
2. Reserve Grondbedrijf | € 59,6 | € 57,0 |
3. Programmareserves | € 5,5 | € 5,0 |
4. Centrale bedrijfsvoeringsreserve | € 1,2 | € 1,3 |
5. Gemeentebrede reserve exploitatieresultaten (reserve onderhoud vastgoed en - sportaccommodaties) | € 5,6 | € 6,3 |
Totaal | € 121,2 | € 119,6 |
Algemene reserve
De algemene reserve dient voor het afdekken van tekorten in de gemeentelijke jaarrekening. Hiermee wordt voorkomen dat elke financiële tegenvaller dwingt tot onmiddellijk bezuinigen. Niet alle gemeenten lopen dezelfde risico’s. Het is daardoor niet mogelijk een algemene norm te stellen voor een eenduidige relatie tussen de algemene reserve en de risico’s. Iedere gemeente moet op basis van de eigen specifieke situatie een beleidslijn formuleren over het noodzakelijk geachte weerstandsvermogen. Inherent aan risico's is dat de precieze omvang van de mogelijke schade of kosten niet vaststaat. Dat komt natuurlijk vooral omdat het altijd gaat om een onzekere gebeurtenis, met navenant onzekere kosten. De gemeente Den Haag maakt gebruik van een risico-cumulatiemodel.
Reserve Grondbedrijf
De reserve Grondbedrijf is de financiële buffer voor het Grondbedrijf. De reserve is nodig om te verhinderen dat tekorten van het grondbedrijf de totale gemeentelijke financiële huishouding verstoren. Opbrengsten uit grondexploitaties worden aan deze reserve toegevoegd, verliezen uit grondexploitaties worden hiermee verrekend.
Programmareserves
De programmareserves zijn bedoeld om tussentijdse risico’s en tegenvallers op te vangen. Jaarlijks wordt bij de begrotingsvoorbereiding bezien welk deel van deze programmareserves ingezet kunnen worden voor nieuw beleid en welk deel noodzakelijk is om doorlopende harde verplichtingen af te dekken.
Centrale bedrijfsvoeringsreserve
De centrale bedrijfsvoeringsreserve is bedoeld ter verrekening van het jaarrekeningresultaat van het overzicht overhead (materiële en personele lasten ondersteuning primair proces), dekking van incidentele maatregelen ter verbetering van de gemeentebrede bedrijfsvoering, innovatie van de bedrijfsvoering en het opvangen van frictiekosten.
Gemeentebrede reserve exploitatieresultaten (reserve onderhoud vastgoed en - sportaccommodaties)
De gemeentebrede reserve exploitatieresultaten zijn bedoeld voor het opvangen van eventuele tegenvallers bij onderhoudskosten en of pieken in de onderhoudsopgaven.
Gemeentelijke risico's
In de programmabegroting 2022-2025 is de raad voor het laatst geïnformeerd over risico’s die de gemeente loopt en van invloed zijn op de gewenste hoogte van het weerstandvermogen.
Risico buiten de inventarisatie weerstandsvermogen
REMU-claim verkoop Eneco.
Een bijzonder risico die buiten de inventarisatie van het benodigd weerstandsvermogen valt, maar niet minder relevant is voor de gemeente is de REMU-claim:
Bij de verkoop van de aandelen in Eneco Groep N.V. (hierna Eneco) in 2020 is de koper gevrijwaard van de claim van de oud-aandeelhouders van REMU N.V. (hierna REMU). Samenvattend stelt REMU dat Eneco door het juridisch verzet tegen de Splitsingswet verhinderd heeft dat Eneco vóór 31 december 2010 geprivatiseerd is en dat REMU daardoor een contractueel afgesproken privatiseringsvergoeding niet ontvangen heeft. Eneco betoogt op hoofdlijnen dat Eneco, inclusief REMU, niet vóór 31 december 2010 verkocht is en dat de aandeelhouders daartoe ook geen plan hadden. De hoogte van claim bedraagt nominaal € 133 mln. De totale claim bedraagt het nominale bedrag vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2009. De rechter heeft in eerste aanleg en in hoger beroep alle vorderingen afgewezen. Er loopt nog een cassatietraject. De juridische inschatting is dat de cassatie niet zal leiden tot een andere uitspraak. De gemeente houdt dan derhalve ook geen rekening met dit risico.
Oekraïne crisis
Nederland krijgt de komende tijd te maken met de gevolgen van de crisis in Oost-Europa zowel in maatschappelijke als in economische zin. Dit vertaalt zich ook naar de Haagse situatie waarbij op korte termijn alles op alles gezet dient te worden om de vluchtelingen van onderdak te voorzien. Het Rijk heeft aangegeven deze kosten voor zijn rekening te nemen. Wat de effecten hiervan op middellange termijn zijn, is nu nog niet goed in te schatten. Daarnaast heeft de crisis impact op de economie. Voor nu vooral zichtbaar in de vorm van sterk stijgende prijzen. Deels zal de gemeente als gevolg van een hogere inflatie ook een hogere gemeentefondsuitkering ontvangen. Daarnaast is nu niet goed in te schatten welk deel structureel is of dat de inflatie deels incidenteel is. Onbekend tot welke beleidsmatige reacties de rijksoverheid zich genoodzaakt ziet. Wat de impact op de gemeentelijke financiën is, is daarom nu nog niet goed in te schatten. Ook meer gespecialiseerde instituten als het CPB kunnen hier vooralsnog geen uitsluitsel over geven. Dit risico is niet meegenomen in de berekening van het weerstandvermogen.
Grondbedrijf
De risico’s voor het grondbedrijf worden in paragraaf 3.8 Grondbeleid beschreven en maken deel uit van de berekening reserve grondbedrijf.
Belangrijk risico’s voor het grondbedrijf zijn:
Projectrisico’s: Het voeren van grondexploitaties brengt risico’s met zich mee. Per grondexploitatie worden projectspecifieke risico’s geïdentificeerd en gewaardeerd. Bij de PR 2021 is er sprake van circa € 13,9 mln. aan projectspecifieke risico’s. Dit is lager dan bij de MPG-2021, aangezien een aantal risico’s in 2021 zijn opgetreden dan wel zijn verwerkt in de grondexploitaties zelf (zoals bij GREX Spuikwartier).
Marktrisico’s: De financiële effecten van negatieve marktomstandigheden worden op portefeuilleniveau inzichtelijk gemaakt. Het gaat dan met name om tegenvallende grondprijsontwikkeling of hogere kostenontwikkeling dan verwacht. Gelet op de hoge prijsontwikkeling (inflatie) in de afgelopen maanden is er voor de waardering van het marktrisico rekening gehouden met een groter risico op kostenoverschrijdingen of tegenvallende grondopbrengsten dan bij de MPG-2021.
Risico’s deelneming: Het risicoprofiel van het gemeentelijk deel in de deelnemingen is afgenomen door verbeterde verwachte projectresultaten.
Loon- en prijsbijstelling
In de programmabegroting 2022-2025 was een risico opgenomen met betrekking tot de loon- en prijsstijging. In december 2021 is een CAO voor gemeenteambtenaren voor 2021 en 2022 afgesloten. De gevolgen van deze CAO zijn financieel in deze programmarekening 2021 verwerkt. De structurele stijging van de loonkosten wordt opgenomen in het budgettair kader en in de aankomende begroting verwerkt. Derhalve vervalt dit risico en maakt het geen onderdeel uit van de berekening van het weerstandvermogen per balansdatum.
Risico’s ter berekening van de hoogte van de algemene reserve
Om de wenselijke hoogte van de weerstandscapaciteit te berekenen, worden de grootste risico’s die de gemeente loopt in beeld gebracht. In de onderstaande tabel zijn de grote risico’s, de kans dat deze zich voordoen en kosten die daar mee zijn gemoeid, opgenomen, ter berekening van de wenselijke hoogte van de algemene reserve. Vervolgens worden deze risico’s afzonderlijk nader toegelicht.
bedragen x € 1 mln.
Risico omschrijving | Domein | Kans | Bedrag | Weging | Max. bedrag |
---|---|---|---|---|---|
Rampen en zware ongevallen | Bestuur | 1% | € 63,5 | 1 | € 63,5 |
Eigen risico verzekeringen | Bestuur | 10% | € 5,4 | 1 | € 5,4 |
Grote Projecten | Fysiek | 25% | € 25,0 | 1 | € 25,0 |
Covid-19 en crisis na de crisis | Bestuur | 50% | € 10,0 | 1 | € 10,0 |
Stijging marktrente | Bestuur | 10% | € 6,3 | 1,5 | € 9,5 |
Jeugdhulp open-einde regeling en VT | Sociaal | 50% | € 40,0 | 1,5 | € 60,0 |
BTW compensatiefonds | Bestuur | 35% | € 12,0 | 1,5 | € 18,0 |
Afname WSW i.r.t rijksbijdrage | Sociaal | 80% | € 2,0 | 1,5 | € 3,0 |
WMO: Open-einde-regeling | Sociaal | 40% | € 10,0 | 1,5 | € 15,0 |
Bijstandsverlening | Sociaal | 20% | € 7,0 | 1,5 | € 10,5 |
Aangescherpte normering bouwprojecten en vastgoed | Fysiek | 25% | € 1,0 | 1,5 | € 1,5 |
Herverdeling gemeentefonds | Bestuur | 50% | € 20,6 | 1,5 | € 30,9 |
Acress Gemeentefonds | Bestuur | 65% | € 18,0 | 1,5 | € 27,0 |
Fiscale Risico's | Fysiek | 50% | € 4,5 | 1,5 | € 6,8 |
Bezwaren Meerjaren Beleidsplan Cultuur | Sociaal | 50% | € 2,5 | 1,5 | € 3,8 |
Totaal | € 289,8 |
Als alle risico’s worden opgeteld, wordt er uitgekomen op een benodigde algemene reserve van ca.
€ 290 mln. Ten opzichte van de laatst vastgestelde begroting is dit een toename van € 3 mln
De algemene reserve hoeft echter geen omvang van € 290 mln. te hebben. Opname in de risicoparagraaf betekent geen automatische verrekening met de weerstandscapaciteit als het risico zich daadwerkelijk voordoet. In principe moeten tegenvallers binnen het desbetreffende programma worden opgevangen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat al deze tegenspoed tegelijkertijd optreedt. Er zijn allerlei scenario’s mogelijk. Het onderzoeken van alle verschillende scenario’s is gebeurd met het risico-cumulatiemodel. Dit werkt als volgt: in een simulatie is aan de hand van een kansberekening een verdeling van de risico’s gemaakt die laat zien dat het zeer onwaarschijnlijk is dat alle risico’s tegelijkertijd zullen optreden. Om het weerstandsvermogen te baseren op een zekerheidspercentage van 100% is dus iets té voorzichtig. Er blijft dan onnodig geld gereserveerd voor een statistisch erg onwaarschijnlijk scenario. In plaats van 100% wordt daarom gekozen voor een zekerheidspercentage van 95%.
Daarnaast wordt er rekening mee gehouden of een risico zich incidenteel of structureel voordoet. Wanneer een potentieel risico zich incidenteel voordoet, krijgt dit risico een wegingsfactor van 1. Wanneer een risico zich potentieel structureel voordoet krijgt dit risico een wegingsfactor van 1,5. Dit betekent dat het college dan anderhalf jaar de tijd heeft om een oplossing te vinden voor het voorgedane risico.
Een belangrijk voordeel van het opnemen van deze risico’s in dit model is dat rekening gehouden wordt met deze combinatie van kansen. Als voor ieder risico een afzonderlijke reserve zou worden gevormd, zou in totaal een hoger bedrag opzijgezet moeten worden, omdat dan per afzonderlijk risico wordt gerekend. Rekenen met de combinatie van kansen leidt per saldo tot een lager benodigd weerstandsvermogen. De hoogte van algemene reserve berekend met dit risico-cumulatiemodel bedraagt € 101 mln. De algemene reserve is bij programmarekening 2021 € 49,9 mln..
De opgenomen risico’s zijn:
Rampen en zware ongevallen kans 1%, impact € 63,5 mln.
De gemeente spaart niet voor risico's van (natuur)rampen (of ander groot onheil) die Den Haag kunnen treffen (watersnood, extreme weersomstandigheden, epidemieën, etc.). De schade die het gevolg kan zijn van een dergelijke gebeurtenis is aanzienlijk, zo hebben we bijvoorbeeld gezien bij de vuurwerkramp in Enschede. Doordat de kans op 1% is geraamd, is het effect op de benodigde weerstandscapaciteit beperkt.
Eigen risico verzekeringen kans 10%, impact € 5,4 mln.
De gemeente heeft een hoog eigen risico op verzekeringspolissen afgesloten, omdat dit per saldo financieel voordeliger is. Deze keuze bevat desalniettemin een risico. Wanneer zich verschillende calamiteiten tegelijk voordoen is de totale eigen bijdrage van de gemeente hoger dan in de reguliere begroting kan worden opgevangen. Bovendien heeft de gemeente ervoor gekozen de fraude- en berovingsverzekering in eigen beheer te nemen omdat de premie hiervan niet opweegt tegen het risico. Het maximale risico dat de gemeente loopt is € 5,4 mln. De kans dat zich dit risico voordoet is klein.
Grote projecten kans 25%, impact € 25 mln.
De gemeente voert projecten om de gestelde beleidsdoelen te behalen. Dit komt altijd tegen een zeker financieel risico dat vooral zichtbaar is bij grote ruimtelijke- en ICT-projecten. In de komende jaren zal de gemeente voor € 1,20 mld. aan investeringen doen (voor ca. 3/4e deel met gemeentelijke middelen gefinancierd) in infrastructuur, scholen, vastgoed, ICT, etc. Binnen projecten vindt risicomanagement plaats. Dit betekent dat risico’s periodiek worden herijkt en dat wordt gestuurd om te voorkomen dat risico’s optreden. Voor onafwendbare risico’s kan aanspraak worden gedaan op het budget onvoorzien dat bij elk project beschikbaar wordt gesteld. In de P&C documenten wordt gerapporteerd over de ontwikkelingen. De raad heeft de mogelijkheid om grote projecten aan te wijzen als GRIP project. Voor deze projecten wordt ieder halfjaar een voortgangsrapportage aangeboden met het verloop van uitgaven, risico’s en reserves.
Den Haag stuurt met deze toegelichte methodiek op het tot een goed einde brengen van grote projecten. Dit biedt geen absolute zekerheid, er is altijd een mogelijkheid dat tegenvallers (of meevallers) ontstaan op individuele grote projecten. Dat kunnen bouwkosten betreffen, maar ook de gevolgen voor de exploitatie van nieuwe voorzieningen. Als extra maatregel nemen we daarom een risico op voor grote projecten in het weerstandsvermogen van de gemeente Den Haag. De omvang van het risico bij optreden wordt gewaardeerd op € 25 mln. (dit betreft ca. 2,0% van de investeringsportefeuille) en de kans van optreden wordt ingeschat op 25%. Er is geen verwachting dat projecten niet binnen budget kunnen worden afgerond, maar als dit toch optreedt, kan de gemeente tegenvallers van grote projecten opvangen. Door met dit risico rekening te houden blijft de gemeente financieel deugdelijk, terwijl tegelijkertijd op voorhand geen onnodig beslag op de schaarse beschikbare middelen hoeft te worden gelegd.
COVID-19 en de crisis na de crisis kans 50%, impact € 10 mln.
Corona heeft naar de huidige inzichten een meerjarige impact op de financiële huishouding van de gemeente. Dit geldt zowel voor de baten en de lasten. Een specifieke toelichting op de ontwikkeling van de coronacrisis in relatie tot de gemeentefinanciën en de maatregelen die de gemeente treft, is gegeven als onderdeel van de coronaparagraaf in deze jaarrekening.
Met betrekking tot het aanvullende risico het volgende:
- Nieuwe virusvarianten kunnen tot nieuwe beperkingen leiden. Het is daarbij onzeker in welke mate het Rijk ondersteuning blijft bieden voor financiële effecten van beperkingen.
- Ook de structurele doorwerking en nasleep van de crisis is onzeker. Er is een risico dat baten (waar onder parkeren, toeristenbelasting, afvalstoffenheffing, huren en dividenden) structureel lager komen te liggen dan het niveau waar de huidige begroting vanuit gaat, zonder dat daar afdoende extra rijksvergoeding tegenover staat.
- De gemeente schat in dat het meerjarig restrisico voor de komende jaren kan oplopen tot € 10 mln.
Stijging marktrente kans 10%, impact € 6,3 mln.
De gemeente sluit langlopende leningen af ter financiering van investeringen. Ultimo 2021 had de gemeente ruim € 1,260 mld. aan langlopende leningen afgesloten. De trend van daling van de marktrente is na jaren gekeerd. De afgelopen maanden is de lange rente weer gaan stijgen. Als de rente stijgt, moet de gemeente meer rente betalen. Dit risico wordt beperkt doordat de gemeente in 2020 voor de toen voorziene liquiditeitsbehoefte voor de komende jaren (2022-2024) gedeeltelijk heeft afgedekt met forwards (RIS305846). Dat wel zeggen dat Den Haag reeds leningen heeft afgesloten die in de toekomst geeffectueerd worden. Het gaat daarbij om de volgende vier langlopende leningen: € 150 mln. tegen 0,357% per januari 2022, € 150 mln. tegen 0,425% per oktober 2022, € 150 mln. tegen 0,494% per juli 2023 en € 200 mln. tegen 0,530% per januari 2024.
Door de lange looptijd van de bestaande leningen en de afgesloten forwards blijft Den Haag de komende jaren nog profiteren van de lage rente. Door de gekozen financieringsconstructie werkt een verhoging van de marktrente met vertraging door in de begroting.
Op basis van de huidige verwachtingen zal de rente ook in 2022 verder stijgen. Met de kennis van nu schat de gemeente in dat om deze reden de nu te voorziene stijging van de marktrente is op te vangen binnen de bestaande begroting. Uiteraard hangt dit ook af van de ontwikkeling van de daadwerkelijke financieringsbehoefte alsmede het tempo en de mate waarin de marktrente zicht ontwikkeld. Ondanks de bovengenoemde risico beperkende maatregel en omstandigheden, dient de gemeente toch rekening te houden met een resterend risico op een stijgende rente. Gegeven de Haagse situatie houdt de gemeente rekening met een risico van een stijging van de rente over de gemeentelijke leningenportefeuille van 0,50procentpunt.
Jeugdzorg open-einde-regeling kans 50%, impact € 40 mln.
Toen in 2015 het kabinet de verantwoordelijkheid aan de gemeente overdroeg, is tegelijkertijd fors bezuinigd. De jeugdzorg is een open-einde-regeling, waardoor de gemeente verplicht is de jeugdzorg te verstrekken die nodig is. Verwijzingen voor de jeugdzorg worden niet alleen door de gemeente gedaan, maar ook door huisartsen, gecertificeerde instellingen (GI’s), rechters en medisch specialisten. Hierdoor is de mogelijkheid om te sturen op lasten beperkt. Hiernaast heeft een rechterlijke uitspraak gezorgd voor structureel hogere tarieven voor de inkoop van jeugdzorg van ca. € 10,8 mln. vanaf 2021. Recent leiden de effecten van de coronamaatregelen en de extra zorg die gezinnen nodig hebben door de toeslagaffaire tot extra kosten voor jeugdzorg.
Andersson Elffers Felix (AEF) heeft in 2020 in opdracht van het Rijk en de VNG een onderzoek uitgevoerd naar deze boeggolf. Hieruit blijkt dat gemeenten € 1,6 miljard tot € 1,8 miljard meer uitgeven aan jeugdzorg in 2019 dan dat ze aan middelen vanuit het Rijk hiervoor ontvangen. Ook de ingestelde commissie van wijzen kwam in haar arbitrage-uitspraak tot dezelfde conclusie als het AEF. Het tekort landelijk is structureel € 1,6 miljard.
In 2021 was het tekort op Jeugd voor de gemeente Den Haag circa € 17 mln., ondanks circa € 30 mln. extra rijksmiddelen. In 2022 ontvangt de gemeente circa € 60 mln. extra rijksmiddelen, aflopend tot circa € 10 mln. structureel (circa € 30 mln. structureel als het rijk uiteindelijk toch de volledige reeks van de arbitragecommissie toekent). Door de afloop van extra rijksmiddelen en trendmatige volume- en prijsontwikkelingen loopt het tekort Jeugd op. Maatregelen van de gemeente zelf en van de landelijke hervormingsagenda (die op dit moment is opgeschort) zouden het structurele tekort deel kunnen dempen.
Btw-compensatiefonds kans 35%, impact € 12 mln.
Het Rijk heeft een maximum gezet op het btw-compensatiefonds. Bij meer uitbestedingen of bij grote investeringen van gemeenten, is de kans reëel dat de gemeenten meer btw bij het Rijk declareren dan er in het btw-compensatiefonds zit. Het Rijk dekt dat tekort op het btw-compensatiefonds dan met een uitname uit het gemeentefonds. We schatten het maximale risico voor alle gemeenten samen op 10% van het btw-compensatiefonds van € 3,0 mld. Het Haagse aandeel daarvan is 4,0%. Waarmee het Haagse aandeel op afgerond € 12 mln. komt.
Afname WSW in relatie tot rijksbijdrage kans 80%, impact € 2 mln.
De Wet op de Sociale Werkvoorziening is in 2015 opgegaan in de Participatiewet. Hierdoor is er geen nieuwe instroom van WSW-ers meer en daalt het aantal WSW-ers als gevolg van pensionering en overige uitstroom geleidelijk. Hiermee samenhangend daalt ook de rijksbijdrage. Het risico bestaat dat deze daling van de rijksbijdrage sneller verloopt dan de afname van het aantal WSW-ers. Het financiële effect van het risico is ingeschat op € 2 mln. structureel.
Wmo Open-einde-regeling, verdeelmodel, uitgestelde zorg kans 40%, impact € 10 mln.
Bij de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) is sprake van een open-einde-regeling (geschat risico € 10 mln.). Dit betekent dat aan burgers die ondersteuning nodig hebben, zorg moet worden verstrekt. Als gemeente hebben we een zorgplicht. De gemeente moet passende hulp verlenen aan Hagenaars die dit nodig hebben. Vooral bij maatwerkarrangementen wordt het effect van de vormvrije melding en afschaffing eigen bijdrage dagbesteding en begeleiding zichtbaar. Ook de invoering van het abonnementstarief door het Rijk leidt tot verhoging van het gebruik. Hierdoor wordt aanzienlijk meer gebruik gemaakt van voorzieningen.
De wetgeving brengt ook risico’s met zich mee. Zo heeft de AMvB reële prijzen een opdrijvend effect op de lasten omdat uitkomsten van de CAO van loonstijging in de zorg in de prijzen moeten worden verwerkt.
De GGZ-dagbesteding valt per 1 januari 2022 onder de Wmo. Deze viel daar formeel al onder, maar werd in veel gevallen anders gedeclareerd. De inschatting is echter dat dit bij Den Haag niet of nauwelijks speelt.
Daarnaast bepalen uitspraken van rechters en de Centrale Raad van Beroep dat resultaat gericht indiceren bij de Wmo vooralsnog niet mag en de klant recht heeft op uren. In individuele gevallen is hier een oplossing voor gevonden. Als de wet niet wordt aangepast en deze handelwijze algemeen ingevoerd moet worden dan betekent dit een aanpassing van de inkoopmethode en van de manier van werken van de uitvoering. Het financieel effect hiervan is waarschijnlijk voornamelijk incidenteel en bedraagt enkele miljoenen euro’s.
Verder is (de uitwerking van) Rijksbeleid een onzekere factor. Het gaat dan om zaken als eventuele compensatie vanuit het Rijk voor tekorten in het sociaal domein, uitwerking van nieuwe verdeelmodellen van Rijksmiddelen en uitwerking van nieuw beleid zoals afschaffing van het abonnementstarief.
Samenvattend is het totaal geschat financieel risico € 10 mln. structureel per jaar en incidenteel enkele miljoenen euro’s. De gemeente heeft de afgelopen jaren wel maatregelen genomen om de kosten van de Wmo te beheersen. Deze maatregelen zijn succesvol doorgevoerd. Daarom is de kans dat het risico zich voordoet neerwaarts bijgesteld van 60 procent naar 40 procent.
Bijstandsverlening kans 20%, impact € 7 mln.
Jaarlijks ontvangt de gemeente Den Haag € 370 mln. buig-middelen voor het uitvoeren van de Participatiewet. De participatiewet is een open einde regeling. Het Rijk maakt in september van het betreffende jaar de definitieve bijdrage van het buig-budget bekend. Indien de ontvangen middelen een afwijking hebben van 2% met de afgegeven prognose van het jaar ervoor, betekent dit voor de gemeente een tekort van € 7 mln. Het risico voor de gemeente wordt beperkt door de zogenaamde Vangnetregeling. Dit houdt in dat als de gemeente een excessief, onverwijtbaar tekort heeft, de gemeente een beroep kan doen op een aanvullende rijksuitkering.
Aangescherpte normeringen voor bouwprojecten en vastgoed kans 25%, impact € 1 mln.
In 2019 zijn een drietal milieu- en volksgezondheidsnormeringen gewijzigd. Dit heeft invloed op nog te vergunnen woningbouw- en infrastructuurprojecten en op eisen voor bestaand vastgoed.
Het betreffen de volgende drie ontwikkelingen:
- Aangescherpte normen voor grondverzet voor PFAS-stoffen die milieu en mens kunnen schaden;
- Strengere eisen voor compensatie van stikstofuitstoot bij vergunningsverlening voor bouwprojecten (streep door PAS-beleid);
- Advies van de gezondheidsraad om loden waterleidingen te saneren wegens risico's voor volksgezondheid.
De ontwikkelingen en het beleid om het problematiek vlot te trekken, zoals verlaging van de maximumsnelheid op snelwegen, waren in 2019 veel in het nieuws. Keuzes rond de beleidsuitvoering en dekking hiervan, komen aan bod in de jaarlijkse begroting en ondersteunende documenten, zoals de MPG waarin risico inschatting voor gemeentelijke grondexploitaties aan bod komt. Hiernaast kan sprake zijn dat buiten de begrotingsafweging een onvermijdelijk risico zich voordoet dat direct tot meerkosten leidt. Het risico daarvan wordt ingeschat op € 1 mln. met 25% kans van optreden.
Herverdeling Gemeentefonds kans 80%, impact € 20,6 mln.
Het voorbereidende traject voor de herverdeling van het gemeentefonds is in 2019 ingezet. De raad is hierover geïnformeerd (onder andere) RIS307769). Bij deze herverdeling dreigt voor de gemeente Den Haag een korting die elk jaar oploopt met € 15 per inwoner, ofwel ca. € 8,3 mln. voor heel Den Haag, die met ingang van 2023 wordt ingevoerd. De maximale korting is naar huidige inzichten begrensd op € 20,6 mln. jaarlijks. Uiterlijk in 2026 volgt een evaluatie van de herverdeling. Omdat in het regeerakkoord geen andere afspraken zijn gemaakt, gaat de gemeente er vooralsnog vanuit dat de herverdeling met ingang van 2023 wordt ingevoerd. Bij de meicirculaire gemeentefonds ontstaat hier waarschijnlijk meer duidelijkheid over.
De gemeente zet zich in dat de herverdeling niet op de nu door het Rijk voorgestelde wijze tot uitvoering komt en dat nadelen voor de gemeente worden beperkt (meer aandacht voor grootstedelijke kosten bij de herverdeling en een lagere maximale korting van de uitkering ). Hiernaast heeft de VNG in haar ledenvergadering van 13 januari 2022 uitgesproken dat het voorliggende voorstel tot herverdeling eerst verbeterd moet worden om te komen tot een uitlegbaar, transparant en robuust model. Ondanks deze ontwikkelingen moet de gemeente er rekening mee houden dat het Rijk de herverdeling doorzet. Als dit het geval is, dan dient de impact hiervan in de eerst volgende begroting te worden verwerkt.
Accres gemeentefonds kans 65%, impact € 18 mln.
Het gemeentefonds is veruit de grootste inkomstenbron van de gemeente. Den Haag krijgt hieruit ongeveer € 1,5 mld. Dat is ongeveer de helft van de inkomsten van de gemeente. Deze uitkering uit het gemeentefonds bestaat uit twee delen: de algemene uitkering uit het gemeentefonds, en decentralisatie-uitkeringen.
De algemene uitkering uit het gemeentefonds omvat ongeveer € 1,2 mld., en dit deel groeit (of krimpt) mee met de uitgaven van het Rijk. Dit heet de ‘samen trap op en trap af’-systematiek. Door deze systematiek worden gemeenten gecompenseerd voor: inflatie, de groei van de bevolking en de economische conjunctuur. De jaarlijkse groei (of krimp) van het gemeentefonds heet in vaktermen het accres. Het Rijk begroot het accres vooraf, maar de definitieve uitkering vindt plaats op basis van de daadwerkelijke uitgaven van het Rijk, dus achteraf.
Ondanks de voorzichtige raming van de groei (accres) daarvan blijft de kans reëel dat de groei toch lager wordt. 1,5% lagere groei is € 18 miljoen. Het begin 2022 afgesloten regeerakkoord leidt tot hogere accressen gemeentefonds. Het CPB geeft daarbij aan dat de kans op onderbesteding bij het Rijk waarschijnlijk is. Mogelijk is dat het accres wordt vastgesteld. Dat is mogelijk bij meicirculaire van 2022. Daarmee blijft dit risico actueel. Daar staat tegenover dat de kans bestaat dat de accressen de komende jaren bevroren worden en daarmee met zekerheid tot uitkering komen. Voor de zomer van 2022 ontstaat hierover meer duidelijkheid. Als het Rijk deze systeemwijziging doorvoert, komt dit risico dan te vervallen.
Fiscale Risico's kans 50%, impact € 4,5 mln.
De gemeente heeft regelmatig discussies met de rijksbelastingdienst over diverse fiscale onderwerpen. Voorbeelden zijn de de toepassing van de BTW voor verschillen gemeentelijke activiteiten en de vennootschapsbelasting. De gemeente beschikt over een team van fiscaal specialisten om de juiste toepassing van de regelgeving te waarborgen. Desalniettemin blijven er verschillen van inzicht bestaan waarin bezwaar- en beroepsprocedures van toepassing zijn. De uitkomsten van dergelijk trajecten zijn ongewis.
Bezwaren op besluit Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur (MJB) kans 50%, impact € 2,5 mln.
Op 5 november 2020 stemde de gemeenteraad bij amendement in met het Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2021-2024. Er is een wijziging op het Meerjarenbeleidsplan aangenomen waardoor 8 grote instellingen minder subsidie krijgen dan eerder door het college voorgesteld. De 8 grote instellingen hebben bezwaren op het besluit Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur (MJB) 2021-2024 aangetekend. De meeste bezwaren zijn eind 2021 ongegrond verklaard. Begin 2022 is beroep aangetekend door 7 instellingen. Als de gemeente de beroepszaken verliest dan moeten we alsnog betalen aan deze instellingen.